Voor het derde jaar op rij nam ondergetekende deel aan het
Bobolitoernooi in het vissersdorp Bunschoten-Spakenburg. Dit toernooi trok een
zestigtal deelnemers, wat vergeleken met andere zomertoernooien niet zo veel
is. Desondanks was de kwaliteit van het deelnemersveld prima met vijf
grootmeesters en nog een aantal subtoppers. Het is in zulke toernooien zaak om
te starten met een overwinning, maar dat is door het onvatbare paringssysteem
in Bunschoten niet eenvoudig. Zo trof ik bij mijn vorige twee deelnames direct
een grootmeester in de eerste ronde. Dat bleef dit keer gelukkig uit, maar Bé
Eggens is ook zeker geen ideale opponent om rustig op gang te komen. Vanuit de
opening speelde ik op terreinwinst, maar Eggens wist mij met succes een
klassiek keurslijf op te dringen. Er zat toen niets anders op dan wat ruiltjes
te nemen, maar toen kreeg Eggens de touwtjes in handen. Na veertig zetten bood
ik in een passieve stelling maar remise aan wat Eggens gelukkig accepteerde.
De tweede dag –en ronde- kreeg ik naar verwachting wel een
zwakkere tegenstander. Desondanks verliep de opening tegen Michiel Luiten niet
naar wens want er verdwenen al snel veel schijven van het bord zonder dat ik
daar veel voordeel voor terugkreeg. Gelukkig nam hij een 2 om 2 die in ieder
geval actieve randschijven – en dus spel – tot gevolg had. Luiten dacht met een
hoge hekstelling kansen te krijgen, maar in feite speelde dat mij in de kaart
doordat ik het hele centrum in bezit kreeg. Uiteindelijk wist ik met een mooie
oppositie te winnen. De middagronde nam ik het op tegen de ervaren Cor
Westerveld. Dit type tegenstander laat zich niet zomaar van het bord zetten dus
vond ik dat het tijd was voor een paardenmiddel, een risicovolle centrumaanval
die met positionele middelen wellicht succesvol omsingeld had kunnen
worden. Westerveld vlocht de nodige
combinaties in de stand, het pareren van deze combinaties kostte mij veel
bedenktijd. In het late middenspel moest ik een remisecombinatie toestaan die
evenwel niet genomen werd. Ik had vervolgens een schijf kunnen winnen maar
speelde een schijf de verkeerde kant op waarna Westerveld zich inventief
verdedigde. Het restant bood onvoldoende winstkansen: remise.
Op de voorgrond Bert Aalberts (l.) in de derde ronde in actie tegen Cor Westerveld |
Na deze matige start met slechts één overwinning was het
zaak om de vierde ronde wel te winnen. Tegen de degelijke Gerhard de Graaf
probeerde ik met een atypische opening verwarring te zaaien. Hoewel ik mijn
tegenstander inderdaad aan het denken kreeg en klokvoordeel kreeg, kwam ik op
het bord totaal niet tot spel. In het late middenspel hoopte ik nog dat mijn
tegenstander te snel remise wou maken, maar hij bleef alert waardoor na veertig
zetten in een uitgewoede positie de punten werden gedeeld.
Op donderdag bijltjesdag speelde ik de vijfde ronde tegen
Erik Maijenburg. Deze trok zich niets aan van mijn aparte opening en ruilde de
schijven rustig van het bord. Toen hij met zwart stevig veld 24 in bezit nam
had ik eerder nadeel dan voordeel. Dat was wellicht mijn geluk, want Maijenburg
wijzigde zijn koers en ging op winst spelen. De tempoachterstand ging in het
klassieke speltype in mijn voordeel werken. Maijenburg had zich in het
laatklassieke standje nog tweemaal combinatief kunnen redden maar taxeerde deze
combinaties onterecht op verlies. Uiteindelijk liep hij vast en won ik de
partij. De tweede dagronde nam ik het op tegen de sympathieke Shammie Kasnadi.
Deze speler had al een tijd geen toernooien meer gespeeld maar was het
spelletje zeker niet verleerd aangezien hij in de openingsronde Ndjofang
afstopte. In het middenspel probeerde ik het initiatief te krijgen met een
flankaanval, maar Kasnadi had goede omsingelingskansen waardoor ik de aanval
toch maar weer liet afbreken. Mijn opponent dacht toen kansen te krijgen tegen
de achtergebleven schijf op 15, maar mijn tempovoorsprong woog zwaarder. Een
Ghestem-doorstoot van mijn kant werd weggeruild waarna ik het nodige voordeel
had. Kasnadi liet een verrassende remisemogelijkheid lopen waarna mij een
gewonnen eindspel restte.
Net op tijd was ik in vorm gekomen waardoor ik op een prima
+3-score stond na zes rondes. De laatste ronde nam ik het op tegen Aleksej
Domchev. Een reprise van het vorige Bobolitoernooi, waar ik in de laatste ronde
uit verloren positie nog een puntje peurde waardoor de Litouwse grootmeester de
toernooizege misliep. Dit jaar liep het anders. Na een aparte opening nam
Domchev in het middenspel een grote vereenvoudiging. Hij kreeg wel wat voordeel
maar in een 7-om-7 leek remise het juiste resultaat. Ik was echter bijna door mijn
tijd heen (waar heb ik - in deze vlakke partij - in godsnaam twee uur over
nagedacht?) waardoor het me niet lukte het licht nadelige standje voldoende te
doorgronden. Ik wilde direct remise forceren maar had in de minuut die ik over
mijn 44e zet nadacht overzien dat ik niet op élke zet van Domchev een reddende
plakker had. In het zwaar nadelige, zo niet verloren eindspel zag ik vervolgens
een eenvoudige vangstelling over het hoofd waarna ik kon opgeven.
Uiteindelijk eindigde ik door dit teleurstellende verlies op
een twaalfde plek. Geen resultaat om over naar huis te schrijven al kan ik er
gezien het toernooiverloop wel mee leven. Toernooiwinnaar werd Macodou N´Diaye die na een vlammende start
met 9 uit 5 alleen nog maar twee salonremises hoefde te spelen om als eerste
over de streep te gaan.